27

 

Kenny vond het altijd fijn als het weer vrijdagavond was. In het weekend hoefde Edith nooit te werken en wanneer ze op vrijdag uit haar werk kwam, wist hij dat ze thuis zou blijven en dat hij haar helemaal voor zich alleen zou hebben, twee dagen lang.

Zoals wel vaker op vrijdag, kwam ze laat thuis en zag ze er vermoeid en een beetje gespannen uit. De hele middag had ze huisbezoeken afgelegd en ze vond familieleden vaak lastiger dan de cliënten zelf. Toen hij haar auto hoorde, haalde hij een fles wijn uit de koelkast, maakte hem open en schonk een glas voor haar in, zodat ze meteen bij binnenkomst een wijntje onder handbereik had. Een wekelijks ritueel. Ze gooide haar tas op de grond, deed haar jas uit, gaf hem vluchtig een zoen en ging met het glas wijn naar de badkamer. Ook dat was vaste prik. Hij hoorde het bad vollopen. Straks zou ze weer de oude Edith zijn, met een spijkerbroek en een trui aan, tot rust gekomen, meer ontspannen.

Eerder die dag had hij wat vrienden gebeld om te vragen of ze hem wilden komen helpen met het schapen scheren. Voor de volgende dag was mooi weer voorspeld. Hij genoot altijd erg van het scheren. Dat vond gewoonlijk rond de langste dag van het jaar plaats. Ze liepen dan met z’n allen naast elkaar over de heuvel en dreven de schapen voor zich uit tot ze bij het muurtje kwamen. Daarvandaan dreven ze ze naar het huis. Hij moest denken aan zijn jeugd, toen er veel vaker gezamenlijk werd gewerkt. De kameraadschappelijke rivaliteit had hij altijd heerlijk gevonden. Iedereen probeerde de ander de loef af te steken door de schapenvacht er in zijn geheel af te krijgen, zonder wondjes te veroorzaken, maar wel in een redelijk tempo, zodat ze niet de hele dag bezig waren. ’s Avonds kwamen ze dan allemaal bij elkaar om bier en een paar borreltjes te drinken. Soms werd er ook muziek gemaakt.

Edith verscheen in de keuken, helemaal rozig van het bad. Ze had zich niet aangekleed, maar een witte badhanddoek om zich heen geslagen. Haar schouders leken erg smal en haar hals heel lang. Ze dronk haar wijn op en schonk nog een glas in.

‘Ik vroeg me af,’ zei ze, ‘of het wel zin heeft om me nu al aan te kleden.’

Kenny vond dat hij de grootste bofkont ter wereld was.

Later grilde hij een paar van de koolvissen die hij de vorige dag had gevangen. Ze ging aan tafel zitten, nu met een trui en een spijkerbroek aan, zoals hij al had verwacht had, en keek aandachtig toe, terwijl hij de vissen schubde, de kop eraf hakte, ze aan de onderkant opensneed en de ingewanden verwijderde.

‘Heb je een zware dag gehad?’ Hij merkte dat ze nog een beetje gespannen was.

‘Ik maak me zorgen om Willy,’ zei ze. ‘Hij is erg onrustig, doet vaak zenuwachtig en is in de war. Het is heel naar om hem zo van slag te zien.’

‘Misschien komt dat doordat Jimmy Perez met hem heeft gesproken.’

‘Dat denk ik niet,’ zei ze. ‘Jimmy ging heel goed met hem om. Hij kan goed luisteren en heeft een heel zachtaardige manier van doen.’ Ze zweeg even. ‘Ik vraag me af of hij bij de politie wel zo goed op zijn plaats is. Wat vind jij?’

Kenny had Jimmy’s moeder ook altijd zo zachtaardig gevonden. Maar hij wilde liever niet aan haar denken, noch aan de vreemde obsessie die bezit van hem had genomen toen hij die ene zomer op Fair Isle had gewerkt.

‘Peter Wilding is aan het eind van de middag nog bij Willy op bezoek geweest,’ zei Edith ineens. Kenny dacht dat dat haar misschien de hele tijd dwarszat en dat ze daarover piekerde.

‘Wat aardig van hem.’

‘Dat weet ik nog zo net niet,’ zei ze. ‘Ik heb geen idee wat hij met Willy moet. Hij bestookt die oude man met allerlei vragen, terwijl Willy heel snel van slag raakt.’

‘Misschien wil hij over hem gaan schrijven.’

‘Dat zou kunnen, maar hij lijkt wel een parasiet die alle leven uit hem wegzuigt.’ Ze zweeg. Kenny zag tot zijn verbazing dat ze zat te trillen op haar stoel. ‘Wilding heeft me verteld dat hij een bod heeft gedaan op een huis in Buness,’ ging ze verder. ‘Hij wil zich permanent op Shetland vestigen, en Willy’s oude huis in Biddista bevalt hem niet zo goed. “Shetland is mijn inspiratiebron.” Dat zei hij.’

Kenny wist niet goed wat hij moest zeggen. Hij had Wilding een keer meegevraagd om te gaan vissen, samen met Martin Williamson. Wilding was toen op hem overgekomen als een zwakkeling die snel bang werd. De man had met een wit weggetrokken gezicht aan boord gezeten en had de hele tijd angstvallig de boot vastgehouden. Kenny zou er niet rouwig om zijn als de schrijver naar het zuiden van het eiland verhuisde. Er kon beter een jong gezin van hier in het huisje van Willy komen wonen. Het zou leuk zijn als er een klein kind bij kwam, een leeftijdsgenootje voor Alice Williamson, die anders wel heel eenzaam zou opgroeien.

Edith liep de tuin in om jonge aardappels voor bij de vis te halen en kwam terug met een vergiet vol, met daarbovenop een krop sla. Ze spoelde haar handen onder de kraan af.

‘Zal ík dan een keer met Willy gaan praten?’ vroeg hij, toen ze aan tafel schoven. ‘Het is alweer een tijdje geleden dat ik hem heb gezien. We zouden het over vroeger kunnen hebben. Hij wil altijd weten hoe het met het vissen gaat en of ik de boot nog kan hanteren. Ik zal erop letten dat hij niet te moe wordt. Dat beloof ik.’

Ze keek hem glimlachend aan. ‘Dat zou hij erg leuk vinden. Je bent een lieve man, Kenny Thomson.’

Ze kneep een partje citroen boven de koolvis uit en begon bedachtzaam te eten, bijna eerbiedig. Zo deed ze alles, bedacht hij.

Na het eten vroeg hij of ze zin had om een eindje te gaan wandelen. Soms ging ze met hem mee, wat hij altijd leuk vond. Misschien zou ze haar werk dan beter van zich af kunnen zetten. Omdat ze even aarzelde voordat ze antwoord gaf, merkte hij dat het idee haar wel aanstond, maar uiteindelijk schudde ze toch haar hoofd.

‘Ik ga liever nog een stukje breien voor Ingirid. Je weet maar nooit.’

Hun dochter was in verwachting. Het zou hun eerste kleinkind worden en Ingirid was al over tien dagen uitgerekend. Edith had vrije dagen opgespaard, zodat ze het eerste het beste vliegtuig naar Aberdeen kon nemen als de weeën begonnen. Ze breide een sjaaltje voor het kind, een erg ingewikkeld patroon. Het leek wel een bruidssluier zoals die in de tijd van zijn grootouders werd gedragen. Toen werd gezegd dat het garen zo fijn moest zijn dat je de sluier door een trouwring kon halen.

‘Misschien bel ik haar nog wel even,’ zei Edith. ‘Om te horen hoe het gaat.’

Kenny begreep het wel. Tijdens haar zwangerschap had Ingirid steeds meer heimwee naar Shetland gekregen. Ze hadden nooit eerder gemerkt dat ze haar geboortegrond miste. Ingirid leidde in het zuiden haar eigen leven, met nieuwe vrienden en haar man. Maar nu hing ze ’s avonds soms huilend aan de telefoon. Hormonen, zei Edith, maar Kenny dacht dat het was omdat ze graag wilde dat haar kind op Shetland werd geboren.

Bij de deur trok hij zijn laarzen aan en riep Vaila. Terwijl hij de heuvel opliep, dwaalden zijn gedachten af. Haast ongemerkt was hij bijna bovenaan gekomen. In de diepte kolkte de zee. Een vogel, een zogeheten grote jager, dook op hem af en miste zijn pet op een haar na. In het broedseizoen, zoals nu, waren ze altijd agressief. Maar hij was aan hun aanwezigheid gewend en kon zich goed staande houden. Hij hoefde er nooit over na te denken waar hij zijn voeten moest neerzetten, want hij kende de heuvel als zijn broekzak en nam elke avond dezelfde route. Als ik verf op mijn zolen had zitten, dacht hij, zou er zelfs na een week nog maar één spoor in het gras te zien zijn, omdat ik altijd mijn eigen voetstappen volg en daar nooit van afwijk.

Het was een heldere avond, en zo stil dat hij dacht dat hij de golven tegen de rotsen kon horen slaan. Bij het Herring House stonden een paar auto’s. Op vrijdagavond kon je er altijd eten. Blijkbaar had de moord geen nadelige gevolgen voor de klandizie.

Vanavond liep hij voor de verandering eens een stukje verder. Hij wilde kijken hoeveel schapen er bij de Pit o’ Biddista waren. Omdat hij het terrein goed kende, liet hij zijn gedachten weer de vrije loop.

Ik had bijna iets gekregen met de moeder van Jimmy Perez. We zaten op een wit strand bij de North Haven op Fair Isle, hand in hand. Ze had warme lippen die zout smaakten. We zeiden tegen elkaar dat we verliefd waren.

Hij hield zijn adem in toen hij bedacht dat hij Edith er bijna voor in de steek had gelaten. Het scheelde weinig, of hij had weggegooid wat hem nu het allerdierbaarst was.

Ik had de stiefvader van Jimmy Perez kunnen zijn.

Eigenlijk was hij die zomer helemaal vergeten. Hij had er jaren niet meer aan gedacht, maar nu, door de dood van die man, was Jimmy Perez weer in zijn leven verschenen en waren er herinneringen bovengekomen. Hij had het er nooit met Edith over gehad, en even vroeg hij zich af of hij daar wel goed aan had gedaan. Na al die tijd had het geen zin meer. Hij zou haar er alleen maar mee kwetsen.

Hij was op het hoogste punt van de heuvel aangekomen, vlak bij de rand van het klif. Tot zijn genoegen stond er nog steeds geen wind. Hij had wat last van zijn knie, een doffe pijn die zo nu en dan kwam opzetten. Bovendien was hij een beetje buiten adem geraakt. Vijf jaar geleden zou hij er niet zo lang over hebben gedaan om boven te komen. Hij draaide zich om en overzag zijn land, en ondanks het feit dat hij vertrouwd was met het uitzicht, welde er een zekere trots in hem op.

Het gras was hier heel kort, door de konijnen en de schapen die hier graasden. Her en der lagen ruwe rotsblokken op elkaar gestapeld. Eigenlijk was hij er nooit achter gekomen of deze stapels op natuurlijke wijze waren ontstaan of dat het de overblijfselen waren van een oud volk dat hier in vroegere tijden had geleefd. Hij stond op een soort brug van steen, met aan de ene kant de zee en aan de andere kant de Pit o’ Biddista. De Pit was een groot stuk uitgediept land dat naar de zee toe liep. Toen ze klein waren, had Willy eens een verhaal verteld over hoe de Pit was ontstaan. Hij vertelde dat die grote kuil gemaakt was door een reus, die verliefd was geworden op een Shetlands meisje. Ze was bang voor hem en omdat ze niet wist dat hij alleen maar het beste met haar voorhad, was ze op een gegeven moment geschrokken en bij hem vandaan gerend en toen over de rand in zee gestort. In zijn woede en verdriet had de reus met zijn hand een stuk uit het rotsige land geschept en dat in zee gegooid. De rotsen die nu nog voor de kust boven het water uitstaken, waren daar het bewijs van. Kenny vond de uitholling meer lijken op een uitgeboorde appel, maar een verliefde reus deed het beter bij de kinderen. Willy had hele generaties kinderen met zijn verhalen vermaakt.

De Pit liep niet aan alle kanten steil naar beneden. Wel aan de zeekant, waar de rotswand bijna loodrecht was en waar de drieteenmeeuwen op de richeltjes hun nesten bouwden. Maar landinwaarts glooide het terrein en groeide er roze strandkruid in het gras. Wildpaadjes doorkruisten het gebied. Aan de voet van de helling was een tunnel, een smalle doorgang naar het strand. Bij vloed kwam het water daardoor omhoog, kolkend en schuimend vanwege de grote druk, waarbij de spetters soms tot boven aan de Pit kwamen. Ze hadden daar als kind wel gespeeld en waren over het gras naar beneden geroetsjt, waardoor hun broek groen werd en ze tot hun knieën onder de modder kwamen te zitten. Maar dat deden ze niet als het hoogwater was. Dan gingen ze bovenaan op hun buik naar het gat in de diepte liggen kijken.

Toen Kenny naar beneden keek, zag hij een ooi die bijna helemaal naar beneden was gelopen. Het beest stond op een richel en was te stom om zich om te draaien en terug te gaan. Soms vond hij schapen de domste wezens van het hele dierenrijk. De vacht van het beest was dik en rafelig, en zo zwaar dat die bijna van haar rug af leek te glijden. Ze zou samen met de andere schapen geschoren moeten worden.

Hij begon langs de helling af te dalen. Zijn plan was om achter het beest te komen en het daarna langs de helling omhoog te jagen. Hoewel het gras niet echt nat was, was de ondergrond glibberig. Gelukkig bood het strandkruid enige greep. Ineens kwam er een gelukzalig gevoel in hem op. De pijn in zijn knie was afgenomen, het was een prachtige zomeravond en Edith zou het hele weekend thuis zijn. En hij kon nog steeds bij de Pit o’ Biddista komen, wat hij ook al als kleine jongen had gedaan.

Hij liep achter het schaap langs, heel langzaam, om het beest niet te laten schrikken. Als ze nog verder naar beneden zou lopen, kon hij haar vast niet meer naar boven krijgen. Daar stond hij dan, vlak achter haar, op dezelfde richel, met uitgestrekte armen zodat ze niet langs hem zou glippen.

‘Toe maar, beestje. Ga maar naar boven.’

Plotseling schoot het dier de helling op, niet over een van de paadjes, maar al klauterend via de kortste weg omhoog. Op de een of andere manier vonden de poten steeds houvast. Het enige wat Kenny zag, was het modderige achterwerk van het schaap en de loshangende stukken vacht. Op een gegeven moment was het schaap achter een rotsrichel verdwenen.

Opeens zag hij iets kleurigs tegen de grijze rotsen afsteken. Omdat hij aan Alice Williamson had lopen denken, schrok hij, omdat hij dacht dat zij het misschien zou zijn. Misschien was ze aan de aandacht van haar beschermende ouders ontsnapt, de heuvel opgegaan en uitgegleden. In gedachten zag hij al voor zich hoe ze naar beneden was getuimeld en met haar hoofd tegen een steen was gesmakt, waardoor haar schedel als een eierschaal was gebroken.

Maar het kon het kind niet zijn. Daar was de gestalte te groot voor. Waarschijnlijk verbeeldde hij het zich allemaal maar. Edith had al vaker gezegd dat hij een bril nodig had en hij merkte zelf ook dat hij minder goed ging zien. Hij moest niet zo koppig doen en gewoon een keer naar Lerwick gaan om zijn ogen te laten testen. Het was waarschijnlijk zo’n blauwe plastic zak voor kunstmest. Hij besloot terug te gaan naar zijn hond, die trouw op hem lag te wachten. Maar toen hij zich omkeerde, gleed hij weg en glibberde hij naar beneden. Hoe dieper hij kwam, hoe donkerder het werd. Hij rook de geur van rottend zeewier.

Roddy Sinclair was dood. Kenny had geen bril nodig om dat te kunnen zien. Roddy lag in een merkwaardig gedraaide houding op de grond en was met zijn hoofd tegen een rots gekomen, net zoals Alice Williamson in zijn fantasie. Hij wist dat hij zo snel mogelijk terug naar huis moest gaan om Jimmy Perez te bellen. Maar hij was even de draad kwijt. Alle energie was uit zijn benen verdwenen en hij was doodmoe. Alleen het afschuwelijke feit dat hij vlak bij het gebroken lichaam van de jongen stond, gaf hem de kracht om in beweging te komen.

 

 

 

 

Witte nachten
titlepage.xhtml
Witte nachten-ebook_split_000.xhtml
Witte nachten-ebook_split_001.xhtml
Witte nachten-ebook_split_002.xhtml
Witte nachten-ebook_split_003.xhtml
Witte nachten-ebook_split_004.xhtml
Witte nachten-ebook_split_005.xhtml
Witte nachten-ebook_split_006.xhtml
Witte nachten-ebook_split_007.xhtml
Witte nachten-ebook_split_008.xhtml
Witte nachten-ebook_split_009.xhtml
Witte nachten-ebook_split_010.xhtml
Witte nachten-ebook_split_011.xhtml
Witte nachten-ebook_split_012.xhtml
Witte nachten-ebook_split_013.xhtml
Witte nachten-ebook_split_014.xhtml
Witte nachten-ebook_split_015.xhtml
Witte nachten-ebook_split_016.xhtml
Witte nachten-ebook_split_017.xhtml
Witte nachten-ebook_split_018.xhtml
Witte nachten-ebook_split_019.xhtml
Witte nachten-ebook_split_020.xhtml
Witte nachten-ebook_split_021.xhtml
Witte nachten-ebook_split_022.xhtml
Witte nachten-ebook_split_023.xhtml
Witte nachten-ebook_split_024.xhtml
Witte nachten-ebook_split_025.xhtml
Witte nachten-ebook_split_026.xhtml
Witte nachten-ebook_split_027.xhtml
Witte nachten-ebook_split_028.xhtml
Witte nachten-ebook_split_029.xhtml
Witte nachten-ebook_split_030.xhtml
Witte nachten-ebook_split_031.xhtml
Witte nachten-ebook_split_032.xhtml
Witte nachten-ebook_split_033.xhtml
Witte nachten-ebook_split_034.xhtml
Witte nachten-ebook_split_035.xhtml
Witte nachten-ebook_split_036.xhtml
Witte nachten-ebook_split_037.xhtml
Witte nachten-ebook_split_038.xhtml
Witte nachten-ebook_split_039.xhtml
Witte nachten-ebook_split_040.xhtml
Witte nachten-ebook_split_041.xhtml
Witte nachten-ebook_split_042.xhtml
Witte nachten-ebook_split_043.xhtml
Witte nachten-ebook_split_044.xhtml
Witte nachten-ebook_split_045.xhtml
Witte nachten-ebook_split_046.xhtml
Witte nachten-ebook_split_047.xhtml
Witte nachten-ebook_split_048.xhtml
Witte nachten-ebook_split_049.xhtml